De schemering had de straten van Riga in een zachte gloed gehuld, de lantaarns wierpen lange schaduwen over de kasseien terwijl ik terugliep naar de oude stad. Het kaartje dat Rina me had gegeven brandde in mijn zak, haar handschrift – een sierlijke krul rond haar naam – leek bijna te pulseren met de belofte van wat komen ging. Het adres dat ze had opgeschreven lag niet ver van de souvenirwinkel, en de tijd, negen uur ’s avonds, naderde snel. Mijn hart sloeg een fractie sneller dan normaal, een mengeling van zenuwen en verwachting die mijn stappen lichter maakte. [Foto is van Rina].
Ik had de middag doorgebracht met het dwalen door de stad, maar mijn gedachten waren steeds teruggekeerd naar haar. De manier waarop haar ogen me vasthielden, die speelse glimlach, de warmte van haar vingers tegen de mijne. Het amberen hangertje, nu veilig in mijn jaszak, voelde als een talisman, een tastbare herinnering aan onze ontmoeting. Ik wist niet wat ik van vanavond moest verwachten – een gesprek, een flirt, of misschien iets meer – maar ik wist dat ik haar weer moest zien.
Het adres bracht me naar een smal steegje, verscholen achter een rij oude gebouwen met gebarsten pleisterwerk en klimop die langs de muren kronkelde. Aan het einde stond een kleine deur, beschilderd in een diepe tint groen, met een koperen klopper in de vorm van een uil. Erboven hing een discreet bordje: Rina’s Atelier. Mijn maag trok even samen. Dit was geen bar of café, maar iets persoonlijks, intiem. Ik haalde diep adem en klopte.
De deur ging bijna meteen open, en daar stond ze. Rina. Haar donkere haar was nu los, vallend in zachte golven die glansden in het kaarslicht dat van binnen kwam. Ze droeg een eenvoudige, maar adembenemende jurk – diepblauw, met een subtiele split die haar sleutelbeen en een hint van haar schouders bloot liet. Haar glimlach was warm, maar er lag een nieuwe intensiteit in haar ogen, alsof ze net zo benieuwd was naar deze avond als ik.
“Je bent gekomen,” zei ze, haar stem laag en melodieus. “Ik hoopte al dat je niet zou verdwalen.”
Ik lachte, een poging om mijn zenuwen te maskeren. “Met jouw aanwijzingen? Onmogelijk.” Mijn ogen gleden even over haar heen, en ik voelde een warme golf door mijn lichaam trekken. Ze was nog mooier dan vanmiddag, als dat al mogelijk was.
Ze gebaarde me naar binnen, en ik stapte een kleine, gezellige ruimte binnen. Het atelier was een verlengstuk van haar souvenirwinkel, maar dan persoonlijker. Houten planken waren gevuld met schetsboeken, potten vol amberstenen en half afgewerkte sieraden. Een lange tafel stond in het midden, bezaaid met kaarsen die een zachte, flikkerende gloed wierpen. Aan de muur hingen aquarellen van de Baltische kust, en ergens speelde zachte muziek – een mix van viool en piano die de lucht vulde met een dromerige sfeer.
“Dit is mijn echte werkplek,” zei ze, terwijl ze de deur achter ons sloot. “De winkel is voor toeristen. Hier maak ik wat ik echt wil maken.” Ze pakte een fles wijn van een plank en hield hem omhoog. “Rode? Of hou je meer van iets anders?”
“Rood is perfect,” zei ik, mijn stem iets heser dan ik bedoelde. Ze schonk twee glazen in en gaf er een aan mij, haar vingers weer even langs de mijne strelend. Het was een klein gebaar, maar het stuurde een elektrische lading door mijn arm.
We gingen zitten op een bankje bij een klein raam dat uitkeek op de binnenplaats. De nacht was stil, op het zachte tikken van een klok na, en de ruimte leek ons af te sluiten van de rest van de wereld. We praatten – over Riga, over haar liefde voor amber, over mijn reizen en de kleine dingen die ons gelukkig maakten. Haar lach was als muziek, en elke keer dat ze haar hoofd kantelde, ving het kaarslicht de lijnen van haar gezicht op een manier die mijn adem even deed stokken.
Na een tijdje, toen de wijn onze tongen losser had gemaakt en de lucht tussen ons dikker leek te worden van onuitgesproken verlangen, stond ze op. “Kom,” zei ze, haar stem nu zachter, bijna fluisterend. “Ik wil je iets laten zien.”
Ze leidde me naar een kleine werktafel in de hoek, waar een half afgewerkt halssnoer lag. De amberstenen glinsterden in het licht, en ze pakte er een op, haar vingers dansend over het gladde oppervlak. “Weet je,” zei ze, terwijl ze dichter bij me kwam staan, “amber is niet alleen mooi. Het voelt… levend. Warm. Alsof het een verhaal vasthoudt.”
Ik keek naar haar, niet naar de steen. Haar ogen waren op de amber gericht, maar ik voelde dat ze mijn blik voelde. “Zoals jij,” zei ik, de woorden ontsnappend voor ik ze kon tegenhouden. Haar lippen krulden in een glimlach, en ze keek op, haar ogen nu recht in de mijne.
“Voorzichtig”, zei ze, haar stem speels maar met een ondertoon van iets diepers. “Je weet niet waar dat soort woorden toe kunnen leiden.”
Mijn hart bonsde nu, een ritme dat ik niet kon negeren. Ik stapte op haar af, de ruimte tussen ons slinkend tot ik de warmte van haar lichaam kon voelen. “Misschien wil ik dat wel weten,” zei ik, mijn stem laag, mijn ogen vasthoudend aan de hare.
Ze ademde in, een kleine, bijna onhoorbare hapering, en toen deed ze iets wat me verraste. Ze pakte mijn hand en bracht hem naar de ambersteen die ze vasthield, onze vingers verstrengelend rond het warme oppervlak. “Voel je dat?” vroeg ze, haar stem nu een fluistering. “Het is alsof het pulseert. Net als dit moment.”
Ik voelde het – niet alleen de steen, maar haar. Haar nabijheid, haar geur, de manier waarop haar borst licht rees en daalde met elke ademhaling. De wereld leek te krimpen tot alleen wij tweeën, en ik wist dat ik niet langer alleen wilde praten. Ik liet de steen los, maar hield haar hand vast, mijn duim strelend over haar knokkels.
“Rina,” zei ik, mijn stem dik van emotie. Ze keek naar me, haar ogen groot en glanzend, en ik zag daarin hetzelfde verlangen dat door mijn aderen stroomde. Langzaam, alsof ik bang was dat ze zou verdwijnen, leunde ik voorover. Haar adem stokte, maar ze trok niet weg. In plaats daarvan kantelde ze haar hoofd iets, een stille uitnodiging.
Mijn lippen vonden haar sleutelbeen, een zachte, voorzichtige kus op de warme huid die blootlag door de halslijn van haar jurk. Ze ademde scherp in, haar vingers knijpend in de mijne, en ik voelde haar hartslag onder mijn lippen. Ik trok me even terug, zoekend naar haar ogen, bang dat ik te ver was gegaan, maar wat ik zag was geen aarzeling – het was vuur.
Ze bracht haar vrije hand naar mijn gezicht, haar vingertoppen strelend langs mijn kaak, en toen trok ze me dichterbij. Mijn lippen vonden opnieuw haar huid, dit keer waar haar jurk een zachte ronding onthulde. Ik kuste haar daar, op de bovenkant van haar borst, een langzame, eerbiedige kus die voelde als een belofte. Haar ademhaling werd zwaarder, haar lichaam leunend tegen het mijne, en voor een moment was er niets anders dan dit – haar warmte, haar geur, de stille magie van een nacht in Riga.
De zon bracht een warme gloed op het eind van de middag die de kasseien van Riga’s oude stad in een gouden licht dompelde. Ik liep al de halve dag en het was mijn derde dag in Hanzestad Riga en Letland. Een spontane vakantie om even te ontsnappen aan de sleur van het dagelijks leven.